Nieuws van boswachter Henk Ruseler: januari
Een week geleden kwinkeleerden nog vele tientallen leeuweriken boven mijn hoofd en zag ik de edelhertenmannen met bastgeweien op de weiden grazen. Nee beste lezer, ik heb geen oude tekst uit juni voor mijn januariblog gekopieerd, maar ik ben net terug van een bezoek van vier weken aan onze tegenvoeters in Nieuw-Zeeland.
De hele cyclus in de natuur is daar tegenovergesteld aan die van ons. Van hoogzomer dus terug naar de winter in Nederland, het is wel weer even wennen, moet ik zeggen. Maar zoals altijd; is het weer een genot om thuis op het Park te zijn.
Veel winterweer is er, naar ik van mijn collega’s begreep, nog niet geweest, maar met januari en februari nog voor ons, kan daar nog zat verandering in komen.
Reebokken zonder kroon en majestueuze luchtacrobatiek van raven
De reebokken hebben in de afgelopen maand hun gewei afgeworpen. Zij zijn voor de leek dus even wat moeilijker van de geiten te onderscheiden dan normaal. Maar toch; wanneer je de kans hebt ze goed te observeren, is het verschil prima te ontdekken. De bokken hebben namelijk een toef haar onder hun buik die in vaktermen ‘penseel’ wordt genoemd. Zien we een ree van achteren, dan is de witte beharing op de kont erg opvallend. Bij reebokken is deze zogenaamde ‘spiegel’ niervorming en bij de reegeiten is hij ovaalvorming met een toefje haar dat naar beneden groeit. Net als bij de edelherten start de groei van het nieuwe gewei vrijwel direct na het afwerpen van het oude. Het duurt dus maar even of de eerste vormen van het gewei zijn alweer zichtbaar. De reeën laten zich overigens bij zonnig winterweer goed zien en in tegenstelling tot de rest van het jaar, kun je ze in de winter ook met meerdere bij elkaar tegenkomen. Zo’n groep noemen wij een sprong.
Onze grootste kraaiachtige, de raaf, begint deze maand met de baltstijd. In deze periode maken de paartjes als volleerde stuntvliegers hun spectaculaire baltsvluchten. Ondanks dat ravenparen eeuwige trouw kennen, zijn de baltsvluchten een belangrijk ritueel, voorafgaand aan de paring. Plekken waar je hier iets van kunt meekrijgen zijn onder andere de Pollen, het Reemsterveld, Deelense Straal en Kromme Hoek. Over de afgelopen jaren broedden er gemiddeld vijf paren raven op De Hoge Veluwe. Overigens zijn er bij de Pollen ook nog steeds grote jeugdgroepen raven te zien. En net als bij ons mensen wordt er onder deze, nog niet gekoppelde jongelingen, volop geflikflooid en uitgesloofd. Ook maken de jonge dieren al baltsvluchten.
Inventarisatie klapeksters
Elk jaar overwintert een beperkt aantal klapeksters in Nederland en zo ook op De Hoge Veluwe. Als we willen weten hoeveel dat er precies zijn, is een simultaantelling de beste methode. In december hebben leden van de fauna-werkgroep van de Vereniging van Vrijwilligers van De Hoge Veluwe de klapeksters in het Park geteld. Zij hebben hiervoor alle open vlaktes gelijktijdig bezocht. Dit jaar was de vangst, met twee getelde vogels, beduidend minder succesvol dan die van vorig jaar toen in totaal zes individuele vogels werden geteld. Het lage aantal lijkt overigens een landelijke trend. In februari houden de vrijwilligers nog een telling.
De klapekster behoort tot de klauwieren en heeft een lange staart en haaksnavel. De bovendelen en kruin zijn lichtgrijs, de onderste delen vooral wit. Op zijn kop heeft de klapekster een duidelijk zwart masker. Klapeksters eten kleine vogels, kleine zoogdieren, kikkers en hagedissen. De buit wordt vaak vastgeklemd tussen takken, en soms vastgeprikt op doornen.
Winter en toch vlinders in de koplampen
Net voordat ik in november naar Nieuw-Zeeland afreisde was ik nog getuige van een mooi jaarlijks winterfenomeen; de paringsvlucht van de kleine wintervlinder. Met honderden fladderden zij in het licht van mijn koplampen toen ik van het kantoor naar huis reed.
Wintervlinders verschijnen pas na de eerste nachtvorst en blijven, afhankelijk van de weersomstandigheden, tot ongeveer halverwege januari te zien. De kleine wintervlinder is de meest voorkomende en je kunt ze vrijwel overal in de Nederlandse bossen zien. Heel bijzonder aan deze vlinder is dat het vrouwtje geen vleugels heeft!
De mannetjes zijn vooral aan het begin van de avond actief. Ze vliegen dan rond of zitten op de stammen van bomen en hebben hun vleugels omhoog boven hun lijfje, zodat ze als 'vlaggetjes' oplichten als je er met een lantaarn of met de koplampen op schijnt. Soms zitten er op een boom enkele tientallen van deze kleine wintervlindermannen. Ze wachten geduldig op de vrouwtjes, die zich onder de boom tussen het strooisel hebben verpopt.
Als de vrouwtjes, die dus niet kunnen vliegen, uit de pop komen, kruipen ze langs de boomstam omhoog. Daar passeren ze de wachtende mannetjes. Het vrouwtje zoekt een geschikte partner en paart met hem. Na de paring kruipt ze verder omhoog om bovenin de boom haar eitjes te leggen. Voedsel hebben ze niet nodig, want ze hebben als rups zoveel gegeten dat ze hun korte vlinderleven prima zonder kunnen. Na het leggen van de eitjes is de rol van het vrouwtje uitgespeeld en kort daarop sterft ze.
De eitjes komen pas uit op het moment dat de knoppen in het voorjaar uit gaan lopen. De jonge rupsen hebben namelijk heel jong en mals blad nodig. De rupsen groeien snel en kunnen dan vanzelf ook wat steviger blad aan. De rupsen van de kleine wintervlinder zijn er volop op het moment dat de koolmezen hun jongen hebben en zijn dan een goede voedselbron. We kunnen rustig zeggen dat zonder kleine wintervlinders er heel veel minder koolmezen zouden zijn!
Daar denk je toch niet direct aan wanneer je deze maand rond sluitingstijd in het donker naar de uitgang van het Park rijdt en deze wintervlinders in het licht van je koplampen te zien krijgt.
Deze blog is verschenen in de nieuwsbrief van januari 2019.