Nieuws van boswachter Henk Ruseler: februari
Het open landschap is ons Nationale Park wordt steeds groener. Half januari wandelde ik met vrienden over De Pollen; een mooi voorbeeld van onze ‘Atlantische woestijn’ gelegen in het centrale deel van het Park. Wie al langer het Park bezoekt, weet dat daar bijna twintig jaar geleden het bos werd gekapt. Over een oppervlakte van 60 hectare werd de bodem afgegraven en omgetoverd tot een dynamisch stuifzandlandschap, dat zichzelf minstens drie decennia in stand moest kunnen houden.
Grote delen van De Pollen zijn op dit moment nog steeds actief stuifzand. Er ligt nog zo veel verstuifbaar zand, dat je er op een stormachtige dag flink gezandstraald kunt worden. Maar tijdens onze wandeling was het extreem warm voor de tijd van het jaar en regende het. Het ongemak kwam dan ook niet van het stuivend zand, maar door de algen op de bodem. Vanwege de toegenomen stikstofdepositie tieren algen als nooit tevoren en wandel je, of beter gezegd: glibber je, als over een dikke laag groene snot. Zelfs flinke profielzolen behoeden je niet voor uitglijden.
Behoedzaam omzeilden we de met algen bedekte stuifduinen en kwamen bij de korstmossteppen aan de zuidwestrand van De Pollen. Daar is het zand inmiddels vastgelegd en wordt het gebied veel interessanter. Naast buntgras en ruig haarmos vind je er veel soorten korstmossen. Maar helaas, ook hier zie je de schadelijke effecten van stikstof: sterk uitdijend tankmos. De officiële naam van dit exotische mos is grijskronkelsteeltje, maar grijs oogt het geenszins.
Grote delen van deze zogenoemde korstmossteppen in ons land zijn er de laatste jaren mee bedekt. Zeker op zonnige dagen zal een leek dit felgroen oplichtende mos als mooi ervaren. Maar: alle oorspronkelijke mossen en vooral korstmossen worden verdrongen door dit tankmos. Binnen de in Europa aangewezen Natura 2000 gebieden vallen het actieve stuifzand en de korstmossteppen tezamen onder het habitattype 'Zandverstuivingen', daarmee is er een internationale verplichting om deze gebieden te beschermen en te beheren. Met behulp van kleinschalig afplaggen en het uitrooien van steenmeel proberen wij deze bijzondere vegetatie voorlopig te redden: EHBO voor onze ‘Atlantische woestijnen’. Maar om blijvend van deze vaak zeldzame korstmossen te kunnen genieten, zal het stikstofprobleem fundamenteel moeten worden opgelost.
Al wandelend over de korstmossteppen valt nog een andere bedreiging op, namelijk de opslag van grove den. De aanwas van deze pionier boomsoort zorgt voor continue gevaar dat open ruimten dichtgroeien en wanneer er geen beheer wordt toegepast uiteindelijk worden omgevormd tot dennenbossen.
Het Park wil de biodiversiteit bewaren en versterken door verschillende leefgebieden te beschermen en herstellen. Het laten dichtgroeien van deze korstmossteppen is dus strijdig met deze doelstelling. En het klinkt misschien vreemd, maar wij hebben op het Park véél meer bos dan honderd jaar geleden. Voor wie is geïnteresseerd in het veranderende landschap, op de website topotijdreis van het Kadaster is deze verandering goed zichtbaar en maak je een tijdreis over 200 jaar topografie.
Bescherming van de overgebleven stuifzandlandschappen betekent niet alleen het behouden van de mossen en korstmossen maar ook van karakteristieke diersoorten zoals tapuit, vuurspinnendoder, lentevuurspin, kleine heivlinder, zandoorworm en sneeuwspringer. Om het dichtgroeien te voorkomen wordt er sinds jaar en dag door een groep van ongeveer 120 vrijwilligers geschoren en door ruim 220 moeflons begraasd.
De groep vrijwilligers opereert in het Park sedert de begin jaren zeventig en noemt zichzelf de dennenscheerders. Het is een soort ‘geuzennaam’, ontleend aan de kever die het de dennen bij tijd en wijle knap moeilijk kan maken. Nadat in de begin jaren zeventig twee achtereenvolgende zware stormen over ons land waren geraasd en ook in het Park grote schade was aangericht, wilde een groep mannen en vrouwen binnen de toenmalige Vereniging Vrienden van De Hoge Veluwe het Park helpen bij het opruimen van de schade in de bossen. Nadat deze mega klus was geklaard, kregen zij de smaak van het vrijwillig werken in de natuur zo te pakken dat zij De Hoge Veluwe blijvend wilden steunen met werkzaamheden in het veld. Voor deze dennenscheerders van het eerste uur bleef het bos een punt van zorg, maar dan vooral om te voorkomen dat het er kwam! De paarse heidevelden en zandige korstmossteppen zouden al lang zijn dichtgegroeid wanneer niet jaarlijks vele duizenden dennetjes door hen waren geschoren.
Wandelend langs de noordkant van het Oud-Reemsterzand valt op dat daar de opslag van dennen stevig wordt geschoren, of beter gezegd afgevreten. Dit is dan ook het favoriete leefgebied van de moeflons. Hoewel deze wilde haarschapen over het hele Park zwerven durf ik te stellen dat ze het grootste deel van het jaar in de omgeving van het Bosje van Staf te vinden zijn. Moeflons zijn weinig kieskeurig voor wat betreft hun voedsel en dat ze -in tegenstelling tot edelherten en reeën- ook graag dennen eten komt ons wel erg goed uit. Dankzij de begrazingsdruk rond het Bosje van Staf maar ook in de omgeving van Bramersveld en Deelense Start wordt het dichtgroeien van de heide en stuifzanden op die plekken voorkomen.
Ik zeg: hulde aan de dennenscheerders en moeflons. Maar de expansiedrift van de grove den lijkt ondanks de inzet van mens en dier niet te stuiten. De laatste jaren constateren wij dat hij zich steeds makkelijker uitzaait. Zowel op de zandverstuivingen maar ook op de (voormalige) plagplekken in de heide. Om de wijd en zijd geprezen verscheidenheid aan landschappen en de bijbehorende flora en fauna te beschermen gaan we in de komende tijd ook eigen personeel en eventueel aannemers inzetten om de verbossing met grove den voor te blijven.