Nieuws van boswachter Henk Ruseler: maart
Wie bij een wandeling over De Hoge Veluwe de melancholieke zang van de grote lijster hoort, weet dat het voorjaar in aantocht is. De grote broer van de meer algemene zanglijster begint vaak al in januari met zijn zang. Hoog in de boom zittend zingt hij een paar strofen en stopt dan om even later wederom een paar korte strofen te zingen. Nu is hij nog de solist die het oor streelt maar het duurt niet lang meer of ook andere vogels gaan zich bij dit voorjaarsconcert voegen.
Voor de hier overwinterende vogels is er in de afgelopen zachte winter steeds wel wat voedsel te vinden geweest, maar voor vleermuizen die in het Park leven is dit meestal niet het geval. Dus om deze periode zonder insecten door te komen, moet je als vleermuis in de winterstand. Zodra de buitentemperatuur onder de tien graden zakt, gaan vleermuizen in een diepe slaap. Hiervoor zoeken ze vochtige en koude, maar vooral vorstvrije plekken op. Tijdens deze winterslaap moet je natuurlijk zuinig omgaan met de, in het najaar opgedane, vetreserve. Dit doen ze door hun lichaamstemperatuur in de winter met ongeveer dertig graden te laten zakken. Een holle boom of de spouwmuur van een gebouw is een favoriete overwinteringsplek, maar er zijn ook soorten die voor mensen doorgaans goed toegankelijke objecten, zoals mergelgroeven, bunkers, voerkelders en forten, kiezen. En dat is natuurlijk fijn voor diegene die vleermuizen in de winter inventariseren.
Op 31 januari vond de wintertelling van vleermuizen plaats in het Park. Deze landelijke wintertelling wordt ten behoeve van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) per locatie maar een keer per jaar gehouden en ik mocht een keer meelopen. Een bijzonder leerzame ervaring om over de schouder van Ruud en Gerhard, twee vleermuisspecialisten van de Vleermuiswerkgroep Gelderland (afgekort VleGel), mee te kijken. Ook Petra en Arjen van de Faunawerkgroep van De Hoge Veluwe en mijn collega Jeremy maakten deel uit van deze vleermuisexpeditie.
Bij de telling staat het welzijn van de winterrustende vleermuizen voorop. Vandaar dat hij maar eens per jaar wordt gehouden en het aantal ‘pottenkijkers’ tot een minimum wordt beperkt. En wanneer je dan, om temperatuurstijging te voorkomen, een voor een, heel even in de koele slaapkamer van de vleermuis wordt toegelaten, dan zijn harde geluiden, rook, oude (halogeen) lampen en aftershave een faux pas.
De bunkers en een afwateringsbuis, ooit deel uitmakend van Fliegerhorst Deelen bezochten we het eerst en daar viel mij direct op dat je om vleermuizen te kunnen tellen, naast een gedegen kennis van de verschillende soorten absoluut ook een goed gestel moet hebben en al helemaal geen last van claustrofobie. Uitgerust met zaklantaarn, spiegeltje en notitieblok werd er door smalle doorgangen gekropen, geklauterd en iedere nis, hoe klein ook, werd aan een grondige inspectie onderworpen. Vleermuizen zijn meesters in het vinden van geschikte, maar vaak ook moeilijk toegankelijke schuilplaatsen en dan zijn de kleine spiegeltjes een uitkomst. En terwijl zo’n spiegeltje op een staak in een kleine opening wordt gehouden, hoor ik Gerhard en Ruud de soorten opnoemen. “Hier twee baardvleermuizen en in de linkerhoek een meervleermuis.” Een enkele keer wordt er gesproken over een indet, wat er op neer komt dat zelfs onze specialisten de soort niet met zekerheid kunnen determineren. Maar geloof mij, het determineren van vleermuizen in winterslaap is soms ronduit lastig. Vaak komt het neer op het moeten bepalen tot welke soort vleermuis dat stukje oor of snuit in die diepe scheur toebehoort. Of van wie dat vage silhouet is, dat gehuld in condensatiedruppels op 4 meter hoogte boven je hangt. “Soms zitten de vleermuizen zo verscholen en op een kluitje. Dan is het een kwestie van pootjes tellen.” aldus Gerhard.
Ongeveer tien jaar geleden zijn voor het gemak van vleermuis en teller bij restauratie van de bunkers en oude voerkelders plankjes aan de muren bevestigd zodat vleermuizen zich daarachter kunnen verstoppen.
Volstrekt ongemakkelijk lijkt mij later die dag de ondergrondse speurtocht naar vleermuizen via de oude afwateringsbuis van het vliegveld. Maar Ruud maakt hier al jaren geen punt van en met hulp van mijn collega Jeremy, die hem de skateboard aanreikt, verdwijnt hij soepeltjes in de buis om rugwaarts rollend de eerste vijftig meter van het kilometers lange afwateringssysteem te inspecteren. Na enige tijd zien we het vage schijnsel van een zaklantaarn in de buismond en tijdens het uit de buis klimmen meldt Ruud: “drie water, één baard en één indet.”
In de middag richtten wij ons op de beter toegankelijke overwinteringsplekken. Twee voerkelders en de zolder boven de hondenkennel bij het Jachthuis Sint Hubertus. Bij het betreden van de oude voerkelders kwam bij mij een sterk gevoel van jeugdsentiment naar boven. In het begin van de tachtiger jaren had ik vanuit deze kelders dagelijks een kruiwagen vol voederaardappelen naar boven gereden. Het Park was in die jaren nog door twee tussenrasters opgedeeld in een Noordelijk Cultuurgedeelte, de Wildbaan en het Zuidelijk Cultuurgedeelte. In het Noordelijk Cultuurgedeelte liepen in die jaren ongeveer 150 wilde zwijnen en die werden hoofdzakelijk met aardappelen bijgevoerd. De kelders werden eens per twee maanden tot aan de nok toe met aardappelen gevuld en om ze in de winter vorstvrij te bewaren, bedekten wij de daken in het najaar met een dikke laag blad. De voerkelders liggen er nog net zo bij als veertig jaar geleden. Sommigen hebben de tand des tijds slecht doorstaan, maar een enkeling is opgeknapt. Met tempex-platen onder en een dikke laag plaggen op het dak is de ruimte vorstvrij en met de eerdergenoemde plankjes geschikt gemaakt als winterschuilplaats. En niet alleen voor vleermuizen, want bij onze inspectie vonden we tegen de wanden ook diverse overwinterende vlinders zoals dagpauwoog en kleine vos. Voor hen is dit wel een risicovolle schuilplek, want zo nu en dan worden de overwinterende vleermuizen wakker en hebben dan trek. Wanneer in het voorjaar de vleermuizen uitgevlogen zijn, zie je aan de vleugeltjes die op de grond liggen, hoeveel vlinders er zijn opgepeuzeld!
De zolderruimte boven de hondenkennel van Jachthuis Sint Hubertus was ons laatste object en met de hier getelde vleermuizen kwam onze totale ‘vangst’ voor die dag op 91 exemplaren. Te weten: 3 baardvleermuizen, 19 franjestaarten, 34 watervleermuizen, 9 meervleermuizen, 15 gewone dwergvleermuizen, 7 grootoren en 4 ongedetermineerde dieren.
Straks in de zomer vind ik weer geregeld vleermuizen achter de luiken van mijn huis maar het was bijzonder leerzaam om dit keer een inkijkje in de winterslaapkamers van deze bijzondere dieren te krijgen. Het resultaat van een dag vleermuizen tellen mag er zijn en het is goed om te weten dat wij nog zoveel soorten overwinterende vleermuizen op De Hoge Veluwe hebben.
Nu ik de laatste regels van deze blog tik, dwaalt mijn blik geregeld naar buiten. Het buldert al geruime tijd en vanuit mijn werkkamerraam zie ik bomen om mijn huis steeds heftiger heen en weer zwiepen. Het is 16 februari, buiten is het zestien graden en storm Dennis komt voorbij. Ik moet naar buiten!