Nieuws van boswachter Henk Ruseler: februari
Vanaf de top van een stuifduin midden in De Hoge Veluwe bekeek ik op één van de eerste dagen in het nieuwe jaar de baltsvlucht van een koppel raven. Midden in de winter, terwijl de meeste vogels nog totaal niet aan vrijerijen denken, laten raven in een spectaculaire vliegshow zien hoe aardig zij elkaar vinden. Ware luchtacrobatiek waarbij de vogels naast de vele loopings soms ook ondersteboven vliegen.
Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik in Nederland geen intelligentere en mooiere vogel ken dan de raaf. Helaas waren jagers en boeren tot in het begin van de vorige eeuw een andere mening over de raven toegedaan en werden zij geschoten, vergiftigd en hun eieren en jongen geroofd. Onbekend maakt onbemind en in 1928 was de raaf uit onze vaderlandse natuur verdwenen.
De euforie was groot toen er in 1982 op De Hoge Veluwe een broedpaar werd ontdekt en ik mijn favoriete vogel weer in vrijheid kon zien vliegen. Zeven jaar daarvoor had ik, als hulpje van een jachtopzichter, nog raven in grote volières op het toenmalige Staatswildreservaat mogen voeren. Zij zaten daar vanaf 1966, net als op de Utrechtse Heuvelrug, in het kader van een herintroductieprogramma. Ik voelde mij bevoorrecht om zo dicht bij de raven te komen en mijn fascinatie was gewekt. Dat ik daar de ouders van ons eerste ravenpaar heb gevoerd is niet waarschijnlijk. De jongen die de vrijheid kregen waren vaak te onervaren om zich te handhaven in het wild. Het uitzetten van wilde raven bleek uiteindelijk wel succesvol.
Hoe intelligent raven zijn ondervond ik tijdens mijn werk als jachtopzichter in het Park. Wanneer er bij de jacht op grofwild een schot was gelost duurde het slechts enkele minuten en er cirkelden raven boven mij. Hierbij maakte het geen verschil of ik op de vlakte of in het bos geschoten had, feilloos wisten zij mij te lokaliseren. Van een gedood dier werden namelijk de ingewanden in het veld achtergelaten en dat was bij de raven heel snel bekend.
Geloof het of niet, maar tijdens het jagen kreeg ik soms ook de indruk dat raven mij met hun buitelende vlucht en roep zelfs wilden attenderen op de aanwezigheid van wild. Misschien is dit vermeende verbond tussen raaf en jager een chimère. Vast staat dat, al die keren dat ik hun verleidingen beantwoorde en ging kijken, er altijd wild stond.
Momenteel zijn er naar schatting weer zo’n 150 broedparen in ons land, waarbij de Veluwe hun belangrijkste leefgebied is. Vijf daarvan broeden er de laatste jaren op De Hoge Veluwe en geregeld kom je in het Park grote groepen vrijgezelle raven tegen.
De raaf heeft zijn plek heroverd en hun spectaculaire vliegshows zijn beslist een reden om deze maand naar het Park te komen. Het mooiste uitzicht heb je natuurlijk op het Deelense Veld, waar je tevens kans hebt om de blauwe kiekendief of klapekster te spotten. Mijn raven zag ik boven ons stuifzandgebied “de Pollen” baltsen.
Op en rondom dit stuifzandgebied, overigens ook op onze andere zandige gebieden, kun je deze maand nog twee andere fenomenen aantreffen. Het meest kleurrijk vind ik het ruig haarmos dat hier groeit en met zijn sporenkapsels de zanden oranjerood kleurt. Al in 1932 deed natuurpublicist A.B.Wigman, die ook voor De Hoge Veluwe werkzaam was, een lofzang op de mossen. In zijn boek Bruine verten en blinkend zand omschreef hij het als volgt: “Intusschen kunnen we nu ons hart ophalen aan de prachtige kleur van het mos dat in smaragdgroene tapijtjes overal tusschen de berken opglanst….. Wat verder raakte dat mos al in bloei en wanneer het licht zulk een plekje onder een bepaalden hoek treft, openbaart zich een der allerfraaiste uitingen van den na-winter.”
Als geen ander kon Wigman deze en andere bijzondere natuurverschijnselen in het Park zo beeldend beschrijven. En voor wie meer van hem wil lezen; in tweedehandsboekwinkels worden met regelmaat boeken van hem te koop aangeboden.
In de ontwikkelingsfase van stuifzand is het ruig haarmos vaak de eerste en een opvallende verschijning. Het groeit in ronde plakkaten die zich elk jaar, via ondergrondse uitlopers, een paar centimeter uitbreiden. Zulke plakkaten bestaan uit óf mannetjes óf vrouwtjes. De mannetjes vormen geen sporenkapsels, maar hebben een spatbekertje waarin zaadcellen gevormd worden. De zaadcellen worden verspreid als er een regendruppel op het spatbekertje valt. Na de bevruchting groeien uit de vrouwelijke plant de zo kenmerkende oranje sporenkapsels.
Ik sluit mijn column af met een kleine ‘krachtpatser’; de driehoornmestkever. Dit tien tot twintig millimeter grote beestje presteert het om gangen van anderhalve meter diep te graven. Wat omgerekend naar onze menselijke maatstaven zou neerkomen op schachten van ongeveer 135 meter diep! Ga er maar aanstaan met je schop.
Al vanaf de herfst tot maart zijn mannetjes en vrouwtjes met hun graafwerk bezig en wanneer je in deze periode een wandeling over de heide of voormalig stuifzand maakt, kun je de sporen van deze kleine ‘mijnwerkers’ niet missen. Vooral in deze tijd vallen de hoopjes helder geel zand van ongeveer 10 centimeter erg op. De driehoornmestkever zelf krijg je echter zelden te zien. De beide geslachten zijn zwart, bijna rond en bol. Dit in tegenstelling tot de gewone mestkever die een staalblauwe glans heeft. Het mannetje heeft drie opvallende hoorns op zijn halsschild, vandaar de naam. Met sterke graafklauwen graven ze hun diepe schachten in uitsluitend zandgrond en een belangrijke voorwaarde is dat er in de buurt van de gang voldoende keutels van bijvoorbeeld moeflon of edelhert liggen. Het mannetje voert de keutels aan en deponeert ze in de gang, waarop het wijfje zorgt dat ze worden verkruimeld en dat ze in de ondergrondse broedruimten komen. Aan het einde van zo’n zijgang wordt een eitje gelegd dat met 1-2 centimeter zand wordt afgedekt. De uitgekomen larven doen zich tegoed aan de ondergrondse mestvaalt, waarna zij zich na ongeveer een jaar verpoppen. Hun mijnen gravende ouders zijn dan al lang door uitputting bezweken. De driehoornmestkevers zijn, net als mijnwerkers, bestemd voor een leven onder de grond. Wie geluk heeft, komt hen in de zandige gebieden van het Park tegen. Zo niet, ga dan eens ondergronds in het Museonder, daar is een prachtig schaalmodel te zien.