Nieuws van boswachter Henk Ruseler: maart
Behendige en kleurrijke springers; dat was mijn indruk toen ik in de zestiger jaren voor het eerst met moeflons in aanraking kwam. Architect Sybold Van Ravesteyn had in zijn architectonisch totaalplan voor Diergaarde Blijdorp een tientallen meters hoge rotsformatie voor dit wilde haarschaap ontworpen. Vol bewondering zag ik ze, op mijn tenen staand waardoor ik net over de fraai gevormde balustrade kon kijken, samen met de Gelada’s – een Ethiopische apensoort die veel weg heeft van bavianen – naar hartenlust klauteren en springen.
Vooral de rammen met hun imposante horens vond ik fascinerend. Dat deze Rotterdamse moeflons vermoedelijk nazaten waren van de door Anton Kröller aan Blijdorp geschonken exemplaren, wist ik toen nog niet.
Enkele jaren later zag ik diezelfde kleurrijke schapen in het wild. Daarvoor maakten mijn ouders na een lange dag zwerven over de Koninklijke Houtvesterijen Het Loo speciaal een ommetje. In de noordelijke wildbaan van Het Loo, waar wij steevast wandelden waren geen moeflons, dus reden wij op de terugweg naar huis een toeristische route door de zuidelijke wildbaan. De Asselsche Heide was dé plek om moeflons te zien. Met onze vermoeide kindervoetjes blootsvoets op de harde kokosmatten van de Volkswagen Kever, tuften wij in de avond gerieflijk en met een slakkengangetje over de Pomphulweg van Hoog-Soeren naar het gehucht Assel. Deze openbare weg doorsneed het zuidelijk deel van de Asselsche Heide en omdat onze wildspeurtochten over het Kroondomein altijd succesvol waren -wij zagen edelherten en wilde zwijnen bij de vleet- speurden wij verwachtingsvol de omgeving af. Het zien van een kudde moeflons in de heide was voor het hele gezin Ruseler een kers op de taart. Ook van deze moeflons liepen de voorouders ooit op De Hoge Veluwe.
Uiteindelijk kwam ik dagelijks met moeflons in aanraking toen ik op De Hoge Veluwe kwam werken, er ging geen dag voorbij of ik kon ze observeren, fotograferen of bejagen. Zowaar kon ik er zelfs een paar aaien want mijn oud-collega jachtopzichter Jacques Planta en zijn vrouw Jopie hadden twee aanhalige moeflonooien achter in hun tuin bij de Pampel lopen. Gabi, de oudste van de twee, was in oktober als extreem late boreling door Jacques gevonden, of eigenlijk had het lam Jacques gevonden. Tijdens een surveillanceronde door het veld was zij, amper twee dagen oud, al blatend naar hem toegelopen om hem vervolgens niet meer uit het oog te verliezen. Aannemende dat het lam door de ooi zou worden opgehaald, deed Jacques verwoede pogingen om het diertje in de bosjes achter te laten. Dit alles zonder succes en zo werd Gabi meegenomen naar de Pampel en met de fles groot gebracht. Later werd Gabi bij pogingen om haar te laten verwilderen gedekt door een wilde moeflonram en na een draagtijd van ongeveer vijf maanden, kreeg zij Sunny. Beide moeflons hebben bij de Pampel gelopen totdat Jacques en Jopie naar de dienstwoning in Schaarsbergen vertrokken en ik er kwam wonen.
Zo´n late boreling heb ik, zij het sporadisch, in de jaren dat ik op De Hoge Veluwe werk vaker gezien. De oorzaak is meestal te vinden in het feit dat een ooi met pasgeboren lam wordt belaagd door een meute oversekste rammen en het nog wankel op de benen staande lam tijdens de schermutselingen zijn moeder kwijt raakt. Wanneer het lam hierdoor sterft wordt de ooi opnieuw bronstig en werpt zij in de herfst alsnog een lam.
Na veertig jaar het wel en wee van deze wilde haarschapen op De Hoge Veluwe te hebben gevolgd ben ik nog steeds fan van moeflons en is het voor mij haast onmogelijk om onze weidse landschappen zonder dit icoon voor te stellen. Honderd jaar geleden gaf Anton Kröller opdracht om moeflons als jachtwild op zijn landgoed uit te zetten, inmiddels hebben zij zich uitstekend aangepast aan een leven op De Hoge Veluwe en vervullen zij een rol in het begrazingsbeheer, waarbij de moeflons in tegenstelling tot ’geleide’ schaapskudden het hele terrein permanent gebruiken. Zo dragen zij in een niet geringe mate bij aan het in stand houden van de landschappelijke- en ecologische waarden, die open tot halfopen terreingedeelten bieden.
Dit gegeven is voor het Park reden genoeg om 2021 uit te roepen tot het Jaar van de moeflon, waarin wij, afhankelijk van wat er onder de geldende COVID-19 maatregelen is toegestaan, verschillende activiteiten gaan organiseren en door het jaar heen extra aandacht besteden aan de moeflon.
Vast staat dat in de loop van dit voorjaar een, in nauwe samenwerking met IVN ontwikkelde, speciale moeflonwandeling wordt uitgebracht, en er in het najaar een Moeflonsymposium wordt georganiseerd. Plus, dat op het moment dat ik deze column schrijf, ergens in het Park de eerste moeflonlammeren hun eerste voorzichtige stappen op De Hoge Veluwe zetten. Na een korte periode van afzondering sluiten de ooien met hun lammeren zich in de loop van maart aan bij de kuddes en zijn ze vanaf dat moment geregeld te zien, vooral op de vlakten rondom Bosje van Staf is er een gerede kans.
Op de monumentale bergdierenrots in Diergaarde Blijdorp klauteren al lang geen moeflons meer en na de restauratie zal het in de toekomst rode panda’s gaan huisvesten, de moeflons op Kroondomein Het Loo zijn midden jaren tachtig afgeschoten. Omwille van een natuurlijker bosbeheer en spontane bosverjonging werd besloten de totale grofwildpopulatie drastisch te verminderen, het aantal edelherten werd sterk gereduceerd en alle moeflons – en het merendeel van de damherten – verdwenen vanwege hun exotische oorsprong van het toneel.
Gelukkig is De Hoge Veluwe in al die 100 jaar steeds de vaste woon- en verblijfplaats voor de moeflons gebleven, ruim tweehonderdtwintig zwerven er vandaag de dag rond. Ze zijn niet alleen een prachtige verschijning in het landschap maar ook de natuurlijke beheerders ervan. Het Park ziet de dieren dan ook niet als exoot, maar als een diersoort die er thuis hoort.