Onderzoek naar begrazing in het Park
In 2012 is de bosvraatmonitoring in het Park opgezet om de effecten van wild op de bosverjonging te monitoren. Dit meerjarige onderzoek loopt inmiddels 10 jaar. Het onderzoek wordt mede begeleid door de Wageningen Universiteit. Bij het bosvraatonderzoek zijn er onderzoekslocaties die gemonitord worden. Er zijn drie verschillende types aangelegd: exclosures, controle plots en transecten. De exclosures zijn voorzien van een omheining, zodat op deze plekken geen wild kan komen en het bos zich kan ontwikkelen zonder invloed van het wild. De controle plots daarentegen hebben geen omheining, het wild kan hier bijkomen. De transecten zijn lange stroken in het bosgebied, waarin bosontwikkeling wordt gemeten.
Aanvullend onderzoek
In 2019 is er een aanvullend onderzoek gestart om te meten wat de effecten van steenmeel zijn. In het onderzoek wordt gekeken of steenmeel loofbomen helpt en hoe grazers op hun beurt hierop reageren. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat de verhoging van de voedingstoffen in jonge boompjes grazers aantrekt, die deze boompjes vervolgens zo erg beschadigen dat zij niet tot een volwassen boom kunnen uitgroeien. In dat geval zou steenmeel op plekken waar veel wild graast een negatief effect op bosverjonging kunnen hebben. Terwijl we verwachten dat de bodemkwaliteit verbetert door de toevoeging van steenmeel. Een betere bodemkwaliteit heeft een positief effect op de ontwikkeling van bomen.
Onderzoek door studenten
De plots van het bosvraatmonitoringsonderzoek worden gemonitord door studenten. Dit gebeurt jaarlijks vanaf september. Het veldwerk wordt uitgevoerd door studenten van zowel de Wageningen universiteit, als groene mbo en hbo opleidingen. Op 5 september zijn er weer zes studenten gestart met de uitvoering van het monitoringsproject. Tijdens hun stage doen zij ervaring op met inventarisatie technieken, de manier waarop de natuur zich ontwikkelt en hoe het bos hiermee verjongt.