Nieuws van boswachter Henk Ruseler: november
Als jong mens was ik een natuurboekenwurm en dat wisten mijn (groot)ouders. Vooral op mijn verjaardag en met Sinterklaas groeide mijn collectie natuurboeken fors. Vijftien delen Wonderen der Wereld van Walt Disney; in de loop der jaren kwamen ze stuk voor stuk op de boekenplank. Ook De Laatste Paradijzen, waarin Eugen Schuhmacher, de Duitse zoöloog en internationaal bekende pionier op het gebied van natuurdocumentaires, de lezer meeneemt naar prachtige natuurgebieden en hun zeldzame bewoners.
Al in de zestiger jaren zag hij een teloorgang van het natuurlijk kapitaal op onze aardbol en was hij ervan overtuigd dat verwondering tot bescherming zou leiden. Helaas, hoe mooi en meeslepend dit boek voor mij in die tijd was, het is bitter te constateren dat Schumachers missie is mislukt. Natuur is steeds schaarser geworden en twee derde van de dierenpopulatie op aarde is inmiddels verdwenen.
Een boek dat ik van mijn zakgeld kocht was Elsa, dochter der natuur, waarin Joy Adamson, echtgenote van de Senior Game Warden in de noordelijk grensprovincie van Kenya, beschrijft hoe zij een verweesd leeuwenwelpje met de fles grootbrengt om het vervolgens klaar te stomen voor een leven in vrijheid. In 1966 zag ik Born Free, de verfilming van dit boek samen met mijn oma in de bioscoop. Gefascineerd door het verhaal en de beelden op het grote doek droomde ik geregeld van een leven in Afrika; het boek mocht koste wat het kost niet aan mijn collectie ontbreken. Tot een aanstelling als Game Warden in Oost-Afrika is het nooit gekomen, wel vond ik 14 jaar later een Nederlandse, min of meer vergelijkbare baan: jachtopzichter op De Hoge Veluwe. Hoewel ik daar een volstrekt andere dierenwereld -en al helemaal geen grote roofdieren- tegenkwam, struinend over het Deelense Veld of Otterlose Zand waande ik mij op zomerse dagen nog vaak in Afrika. Het boek over de leeuwin Elsa pak ik nog geregeld uit mijn boekenkast, lees een paar hoofdstukken en droom weg naar het Oost-Afrika uit de jaren vijftig van de vorige eeuw.
Naast het toezicht was het mijn hoofdtaak om te waken over het wel en wee van de grote fauna in het Park, een mooie en verantwoordelijke baan. Edelherten, wilde zwijnen, reeën en moeflons; ze waren mij bijna allemaal even lief, maar sinds mijn kinderjaren was ook de interesse voor de kleine fauna gewekt, dus trok ik met een brede blik door bos en veld. Al ras bleek mijn werkgebied De Hoge Veluwe een walhalla voor kleine faunasoorten.
De verzamelde dierenboeken en gidsen kwamen goed van pas, maar in de eenentwintig jaar als faunaopzichter heb ik vooral veel geleerd van specialisten die het Park bezochten. Ton Renssen, dierecoloog bij het toenmalige Rijks Instituut voor Natuurbeheer, was er zo één. Bij ons groenjassen stond hij bekend als ‘De Ravenman’ omdat hij zich in de zeventigerjaren met de herintroductie van raven had beziggehouden. De raaf, zo dacht men, was de veroorzaker van ‘dood en verderf’ en dit had ertoe geleid dat deze mooie, voor het ecosysteem belangrijke vogel, door jacht, het uitleggen van vergiftigd lokaas en nestplundering in de 19e eeuw uitstierf. Ton was niet alleen groot pleitbezorger voor de raaf in Nederland, hij was ook een vogelkenner en verteller pur sang. Regelmatig trok ik met hem het veld in om raven te spotten, in 1982 had een eerste broedpaar zich in het Park gevestigd en Ton onderzocht hun aantalsontwikkeling.
Wanneer de Faunawerkgroep van de Vereniging van Vrijwilligers van De Hoge Veluwe met hun belangrijke werk in het Park startte, is mij niet bekend, ze deden hun faunainventarisaties al toen ik in 1980 begon. Wat een ontzaglijke, vaak specialistische kennis zit er bij de leden van deze werkgroep, iets om buitengewoon trots op te zijn. Wanneer ik even tijd had, ging ik met plezier mee op inventarisatieronde. Zonder de andere leden tekort te doen, noem ik twee namen van de toenmalige werkgroep waar ik tijdens mijn werk als faunaopzichter met enige regelmaat mee op pad ben geweest. Chris van de Bunt en Geoske Sanders, twee aimabele mensen met een ongelofelijke schat aan kennis van de kleine fauna in het Park. Dankzij hen leerde ik niet alleen meer soorten kennen, ook groeide het besef dat ingrijpen in een bepaald type landschap, of dat juist niet doen, het verschil kan maken voor (zeldzame) diersoorten. Om hun kennis met een groot publiek te delen, schreven Chris en Geoske het boek Ontmoetingen met dieren op De Hoge Veluwe, dat in 2004 werd uitgegeven. Het mag duidelijk zijn dat ik vooraan stond om het boek te bemachtigen. De uitgave wordt op websites van tweedehands boekwinkels nog steeds te koop aangeboden en is een must-have voor iedere (fauna)liefhebber van het Park.
Zoals gezegd; ruim voordat ik op De Hoge Veluwe kwam werken was de Faunawerkgroep, evenals de Florawerkgroep overigens, actief in het Park. In al die jaren hebben zij een schat aan informatie aangeleverd. Gerust durf ik te beweren dat wij op het gebied van fauna en flora misschien wel het best gedocumenteerde natuurgebied van Nederland zijn.In de afgelopen jaren zijn er verschillende faunasoorten, ondanks alle inspanningen, als gevolg van milieuvervuiling en klimaatverandering uit het Park verdwenen. Weer andere soorten hebben zich juist gevestigd. Gelukkig is De Hoge Veluwe, dankzij beheer van de landschappen nog steeds een walhalla voor veel kleine, vaak zeldzame diersoorten.
Dit valt allemaal te lezen in de nieuwste rapportage van de Faunawerkgroep. Tot mijn grote blijdschap kreeg ik enkele weken geleden bij mijn bezoek aan het kantoor een geprint exemplaar van hun Jaarverslag 2021 uitgereikt. Ik had hem overigens al vanuit de Hoge Veluwe Bibliotheek digitaal gedownload, maar ja; ik ben nog steeds natuurboekenwurm, dan wil je zo’n tweeënzestig pagina’s dik meesterwerk vol informatie over de fauna, compleet met tabellen, kaartjes en prachtige foto’s, vanzelfsprekend in handen hebben.
Dowload het Jaarverslag 2021 van de Faunawerkgroep
Foto raven door Hans Drijer
Foto bosparelmoervlinders door Hans van Zummeren