Nieuws van boswachter Henk Ruseler: augustus
Wie in deze zomer besluit om de zoetwaterkant op te zoeken - en wie heeft daar geen zin in? – kan ze langs of rakelings over zich heen zien vliegen. Want zodra ergens water in de buurt is zie je de op helikopters lijkende insecten die we libellen noemen. Vanwege het lange en koele voorjaar lieten ze wel wat lang op zich wachten - normaal beginnen ze in april te vliegen - maar uiteindelijk zijn de wendbare en met grote facetogen toegeruste vliegers op De Hoge Veluwe dit jaar pas laat in mei tevoorschijn gekomen. Het is verrassend hoeveel soorten er in Nederland leven, volgens de Vlinderstichting zijn het er zo’n zeventig.
Libellen en juffers
In de volksmond heten ze allemaal libellen, de wetenschap heeft de orde van libellen echter onderverdeeld in twee onderorden: de ‘echte’ libellen en juffers.
'Echte' libellen hebben een robuust en meestal breed achterlijf. De achtervleugels zijn aan de basis breder dan de voorvleugels en in rust worden de vleugels meestal gespreid, of zelfs schuin naar beneden gehouden. 'Echte' libellen hebben grote ogen, die (behalve bij de Rombouten) elkaar boven op de kop (bijna) raken.
Juffers hebben daarentegen een lang, dun achterlijf. In tegenstelling tot de echte libellen hebben de vleugels van juffers alle vier dezelfde vorm en in rust worden ze meestal langs of boven het achterlijf samengeklapt. De ogen zijn gevormd als een halve bol en zijn geplaatst aan de zijkanten van de kop. Bij juffers raken de ogen elkaar niet.
Vliegende jagers
Natuurvorsers hebben de libellen de meest fantastische namen meegegeven; langs sloot en plas kom je soorten tegen als watersnuffel, lantaarntje, maanwaterjuffer, bruine korenbout, platbuik, glassnijder en paardenbijter. De namen van de laatste twee doet vermoeden dat ze met hun kaken flink kunnen bijten, maar er is niets om je zorgen over te maken. Hoewel de kaken er best vervaarlijk uitzien, zullen libellen nooit op iemand landen, en zo maar beginnen met bijten.
Voor muggen, knutten, dazen en wespen zijn die kaken vaak het laatste dat zijn zien, libellen zijn namelijk de roofvogels onder de insecten. De stand van hun vleugels en poten zijn ideaal om hun prooien al vliegend te grijpen. Behendig en razendsnel jagen ze achter hun voedsel aan, daarbij halen ze soms snelheden van tachtig kilometer per uur.
Graadmeter voor kwaliteit
De aanwezigheid van bepaalde soorten libellen in een gebied zegt iets over de kwaliteit van dat gebied. Gebieden met bijzondere soorten hebben meestal een hoge natuurwaarde. Dat geldt zowel voor de natte elementen in het gebied, waar de larven leven, als voor de droge elementen, waar de volwassen dieren leven. Hoe meer variatie aanwezig is, hoe meer libellensoorten er voorkomen en hun aanwezigheid kan dus als graadmeter voor goed natuurbeheer worden gebruikt.
Door de aanwezigheid van een behoorlijk areaal aan natte heidegebieden en vennen is De Hoge Veluwe sinds jaar en dag een libellengebied bij uitstek. De afgelopen jaren werden er op het Park maar liefst om en nabij de 38 soorten waargenomen, waarbij ook enkele Rode Lijstsoorten; soorten die kwetsbaar of bedreigd zijn.
De herstelwerkzaamheden die in 2013 zijn gedaan om op vier plekken de natte natuur in het Park uit te breiden, hebben de overlevingskansen voor de libellen vergroot. Echter, drie achtereenvolgende droge zomers waarbij sommige vennen volledig droog kwamen te staan, hebben de libellenstand natuurlijk geen goed gedaan. De libellenlarve leeft namelijk voor een periode van een jaar tot twee jaar onder water. Sommige soorten doen er zelfs drie tot bijna vijf jaar over om tot een volwassen exemplaar uit te groeien.
Tellingen
Nieuwsgierig naar de laatste stand van zaken over onze libellen ben ik te rade gegaan bij Rob Versteeg van de Faunawerkgroep op De Hoge Veluwe. Hij deed mij verslag van de tellingen bij het ven achter het Museonder (bij de Belevingsroute) en Het Veentje (achter het Pompgebouw bij Jachthuis Sint Hubertus).
De eerste tellingen in mei en juni leverden, ondanks de behoorlijk hoge waterstanden, nog niet veel libellen op. Wel werd er voor De Hoge Veluwe een nieuwe soort ontdekt: de ooit zeer zeldzame sierlijke witsnuitlibel, is sinds dit jaar ook bij de Deelense Was en de Hubertusvijvers gezien. Verder waren de algemene soorten wel gewoon aanwezig, al viel het aantal individuen toch wat tegen. Positief is dat bij de Belevingsroute de maanwaterjuffer (Rode Lijstsoort) nog wel werd gezien.
De tellingen in juli leverden meer resultaten op! De zeer trage start dit jaar lijkt in een hogere versnelling te komen. Het aantal individuen van diverse soorten begint weer aardig uit het dal te klimmen. Het blijft een beetje “koffiedik kijken” als we de invloed van klimatologisch omstandigheden beschouwen. Dit jaar verschilt in ieder geval geheel met de voorafgaande paar jaar: Het is op namelijk eind juli op veel plaatsen nog behoorlijk nat.
Kijktips
Voor wie deze zomer het Park bezoekt en is geïnteresseerd in libellen, wil ik graag afsluiten met enkele kijktips. Wandel eens over het vlonderpad langs Het Veentje, hier heb je op zomerse dagen goede kans op libellen en misschien zie je er zelfs een zonnende levendbarende hagedis. Ook de bankjes aan het einde van het vlonderpad naar de Deelense Was zijn meer dan de moeite waard om daar een poos te gaan zitten. Bij mooi weer kun je de libellen langs of rakelings over je heen zien vliegen.
Wie van de lezers een bovengemiddelde interesse voor en kennis van libellen heeft en deze graag in de praktijk wil brengen door zelfstandig inventarisaties naar de libellen op De Hoge Veluwe te gaan uitvoeren, kan contact opnemen met de coördinator van de Faunawerkgroep: fauna@vrijwilligershogeveluwe.nl